Postmodernisme kan het best begrepen worden in relatie tot de modernistische ethos die het verving: de avant-gardebeweging die domineerde van de jaren 1860 tot de jaren 1950. Modernistische kunstenaars werden gedreven door radicale, vooruitstrevende ideeën, een geloof in technologische vooruitgang en grote verhalen over westerse dominantie en verlichting. In de daaropvolgende vier decennia nam het postmodernisme vorm aan in verschillende artistieke vormen, waaronder conceptuele kunst, minimalisme, videokunst, performancekunst, institutionele kritiek en identiteitskunst. Hoewel deze bewegingen divers en soms ogenschijnlijk los van elkaar stonden, deelden ze bepaalde hoofdkenmerken: een ironische en speelse benadering van gefragmenteerde onderwerpen, een vervaging van hoge en lage culturele onderscheidingen, een kritiek op authenticiteit en originaliteit en een focus op beeld en spektakel. Naast deze grote bewegingen blijven talloze kunstenaars en opkomende tendensen vandaag de dag postmoderne thema's verkennen.
Postmoderne kunst wordt gedefinieerd door de uitdaging van de grote verhalen die de moderne periode vormgaven, met name het geloof in de onvoorwaardelijke positiviteit van vooruitgang, met name technologische vooruitgang. Door deze overkoepelende verhalen te verwerpen, stellen postmodernisten het idee ter discussie dat kennis of geschiedenis netjes kan worden samengevat in totaliserende theorieën, en benadrukken in plaats daarvan het lokale, het contingente en het tijdelijke. Daarmee verwerpen ze ook andere dominante ideologieën, zoals het idee van artistieke ontwikkeling als een lineair, doelgericht proces, het idee dat alleen mannen artistieke genieën kunnen zijn en de koloniale aanname van raciale superioriteit. Als gevolg hiervan worden feministische en minderheidskunst die gevestigde normen uitdaagde, vaak beschouwd als onderdeel van de postmoderne beweging of gezien als uitingen van postmodernistisch denken.
Postmodernisme brak met het idee dat een kunstwerk een unieke betekenis heeft. In plaats daarvan werd de kijker een actieve deelnemer in het proces van betekenisgeving. In sommige gevallen nodigden kunstenaars kijkers uit om direct met het werk bezig te zijn, zoals bij performancekunst, terwijl anderen werken creëerden die interactie van de kijker vereisten om het stuk te voltooien of mede te creëren. Dada had een aanzienlijke invloed op postmoderne kunst. Gecombineerd met de praktijk van toe-eigening, verlegde postmodernisme vaak de grenzen van originaliteit tot het punt van inbreuk op het auteursrecht, vaak door bestaande foto's of kunstwerken te gebruiken met weinig tot geen wijziging aan het origineel.
Kunstenaar: Marina Abramović
Marina Abramović zette een baanbrekende performance op, waarin ze zichzelf passief in een galerie positioneerde en toeschouwers uitnodigde om op haar te handelen zoals ze wilden, zonder enige reactie van haar. Een selectie van objecten, gekozen om plezier of pijn op te roepen, waaronder messen en een geladen pistool, werd aan het publiek ter beschikking gesteld. Wat begon met speelse interacties, escaleerde in de loop van de zes uur durende performance in steeds agressievere en gewelddadigere handelingen, die culmineerden in diep verontrustende momenten.
Dit baanbrekende werk markeerde een significante verschuiving in de postmoderne verkenning van publieksparticipatie, aangezien Abramović de controle en het auteurschap volledig overdroeg aan de toeschouwers. Door dit te doen, daagde ze het modernistische ideaal van de kunstenaar als een uniek en autonoom figuur uit. De performance was een voorbeeld van Abramović's karakteristieke benadering om haar lichaam en geest tot extreme fysieke en psychologische grenzen te drijven in haar kunst.
Kunstenaar: Philip Johnson
De iconische wolkenkrabber uit de jaren 80 heeft dezelfde vorm en schaal als zijn tegenhangers, maar valt op door zijn kenmerkende designelementen. Deze omvatten een klassiek gebroken fronton, verticale banden geïnspireerd op Art Deco, kitscherig roze graniet en een uitgebreide entree en gevel. Het ontwerp zorgde in de jaren 80 voor controverse in Amerika, omdat het de nadruk van het modernisme op strakke lijnen, geometrische eenvoud en het principe dat "vorm volgt op functie" verwierp.
Hoewel het geworteld is in de Griekse en Romeinse kunst, is het fronton ook vergeleken met het silhouet van een staande klok of een Chippendale highboy. Deze eigenschap, gecombineerd met het gebruik van baksteen in plaats van staal als gevelmateriaal, weerspiegelt een bewuste knipoog naar het classicisme en een verwerping van modernistische idealen van zuiverheid en minimalisme. Het gebouw wordt algemeen beschouwd als de eerste grote showcase van postmoderne architectuur op een internationaal podium.
Kunstenaar: Barbara Kruger
Deze afbeelding is een voorbeeld van Barbara Krugers kenmerkende stijl, die gevonden foto's combineert met gedurfde, provocerende slogans in een fotolithografisch formaat. Door de directe, impactvolle visuele taal van massamedia toe te eigenen, vervaagt Kruger de grenzen tussen hoge kunst en reclame, en daagt hij traditionele onderscheidingen in beeldtaal, esthetiek en publiek uit.
Het karakteristieke rode, zwarte en witte palet van haar werk, samen met de strakke bloktekst, weerspiegelt haar achtergrond in grafisch ontwerp en commerciële kunst. De uitspraak I shop therefore I am parodieert René Descartes' filosofische stelling I think therefore I am , die kritiek levert op de dominantie van consumentisme bij het vormgeven van moderne identiteit. In plaats van intellect of innerlijk leven, suggereert Kruger, wordt identiteit nu gedefinieerd door consumptie: wat iemand koopt en de labels die iemand draagt.
Met deze scherpe kritiek benadrukt het stuk de hedendaagse nadruk op beeld en spektakel. Daarmee suggereert het dat waarde en identiteit oppervlakkig zijn geworden en gekoppeld aan materiële verworvenheden en uiterlijke schijn.